Vergeten helden | Maritiem Nederland
Nieuws

Vergeten helden

Ronald J. de Jong | woensdag 18 oktober 2006

De Nederlandse koopvaardijvloot heeft een onmisbare bijdrage geleverd aan de overwinning van de Geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Tijdens de Duitse inval op 10 mei 1940 bevindt het grootste deel van de Nederlandse koopvaardijvloot zich buitengaats. Daarnaast weet een aantal schepen uit Nederlandse en Belgische havens aan de bezetter te ontkomen. Zo blijft ruim 90 procent van de handelsvloot uit handen van de vijand. Dit zijn 647 zeeschepen, 109 kustvaarders, 49 zeesleepboten en 38 vissersvaartuigen. Daar komt nog een dertigtal, voornamelijk Duitse, schepen bij dat bij het uitbreken van de oorlog zijn toevlucht zoekt in Oost- en West-Indische havens. De schepen zijn bemand met zo’n 12.000 Nederlanders en 6.500 bemanningleden met een andere nationaliteit, voornamelijk Nederlands-Indiërs, Chinezen en Laskaren (Brits-Indiërs).
De verliezen in de oorlog zijn zwaar. Ruim 400 schepen gaan verloren en meer dan 3.400 mensen laten het leven, onder wie duizend Nederlanders.

 

De koopvaardij heeft de grootste Nederlandse bijdrage geleverd aan de geallieerde overwinning. De zeelieden, gesteld onder de vaarplicht, hebben hier ongevraagd maar loyaal aan bijgedragen. Jarenlang gescheiden van gezin en familie en voortdurend bedreigd door torpedo’s en luchtaanvallen, verdienen zij onze grootste waardering.

 

Helaas heeft het daar nog wel eens aan ontbroken. Zo zijn de koopvaardijveteranen niet uitgenodigd voor de 60e herdenking van D-Day, op 6 juni 2004. Dit maakt op schrijnende wijze duidelijk hoe snel men is vergeten dat het Nederlands vaarplichtig personeel heeft deelgenomen aan de invasie. Bovendien maken Nederlandse koopvaardijschepen tijdens de oorlog onder hachelijke omstandigheden tal van reizen tussen Britse havens en de Normandische kust.

 

Herdenkingen
In 1958 is in Rotterdam het monument voor de koopvaardij, De Boeg, onthuld. Bij de twintigste herdenking van de bevrijding, in 1965, nemen Ger Winterswijk, Kees Grundel en Jan Liebau, alledrie koopvaardijveteranen, het initiatief om een reünie te organiseren, met een herdenking bij het monument. Dit blijkt een groot succes. Prinses Margriet, petekind van de koopvaardij, woont de herdenking ook bij. Veel oud-zeevarenden laten weten een jaarlijkse reünie op prijs te stellen. Daarom komt in hetzelfde jaar het Comité Reünie Koopvaardijpersoneel 1940-1945 van de grond. Sinds die tijd is er op 4 mei een jaarlijkse herdenking en kranslegging bij De Boeg.

 

Het Comité ontvangt vervolgens uitnodigingen om bij andere herdenkingen een krans te leggen namens de koopvaardij. Onder andere bij die van de Koninklijke Marine en het Nationaal Comité 4 en 5 mei. In Den Helder is de koopvaardij eveneens vertegenwoordigd bij de jaarlijkse herdenking van het eind van de Tweede Wereldoorlog (15 augustus 1945).

 

Dankzij de inspanning van het comité en steun van Prins Bernhard krijgen de oud-koopvaarders aansluiting bij het Veteranenplatform, en verwerven zij eind jaren zestig de officiële status van veteraan. Sindsdien nemen ze jaarlijks deel aan het door Prins Bernhard afgenomen bevrijdingsdefilé op 5 mei in Wageningen, na zijn dood in 2004 omgedoopt tot Vrijheidsdefilé.

 

In 1999 gaat het Comité Reünie Koopvaardijpersoneel op in de Stichting Koopvaardijpersoneel 1940-1945 en nemen voor het eerst niet-veteranen zitting in het bestuur. Doel hiervan is de aanwezigheid bij herdenkingen te verzekeren, mochten de veteranen hier zelf niet meer toe in staat zijn.

 

Het nieuwe bestuur besluit naar buiten te treden met extra publiciteit om opnieuw de aandacht te vestigen op de belangrijke rol van Nederlandse zeelieden tijdens de Tweede Wereldoorlog en de grote offers die ze hebben gebracht. Zo komt er een nieuwsbrief uit met de activiteiten van de stichting. Ook heeft zij ervoor gezorgd dat er een Nederlandse gedenkplaat is aangebracht bij het historisch havenfront in Liverpool. Dit naar aanleiding van de 60e herdenking van The Battle of the Atlantic in Liverpool en ter nagedachtenis aan bemanningsleden van de Nederlandse koopvaardij, visserij en Koninklijke Marine die deze strijd niet overleefd hebben.
Hoezeer de groep veteranen intussen is geslonken, blijkt uit het feit dat er in november een groepje van slechts vijf man meegaat naar Remembrance Sunday in Londen. Deelname aan het veteranendefilé op 29 juni moet men zelfs afzeggen vanwege te weinig aanmeldingen.
Twee van de oprichters van het Comité Reünie Koopvaardijpersoneel, Ger Winterswijk (88) en Kees Grundel (84), zijn nog altijd bestuurslid van de stichting.

 

Oorlogsherinneringen
Bij de 60e herdenking van de bevrijding organiseert men voor het eerst een varende reünie op de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg. Wegens succes kiest men in 2006 voor dezelfde formule. Ruim zestig koopvaardij- en marineveteranen, nabestaanden en belangstellenden die de koopvaardij een warm hart toedragen, verzamelen zich op dinsdag 29 augustus in Rotterdam op ms ‘Smaragd II’ voor een rondvaart en lunch, ditmaal door het achterland van Rotterdam. De oorlog ligt ver achter ons en de overgebleven zeevarenden zijn de tachtig gepasseerd. Mogelijk is dit een van de laatste gelegenheden om de oorlogsherinneringen uit de eerste hand op te tekenen.

 

Een van de aanwezigen is voormalig loods Herman Boekwijt die zijn belevenissen in de oorlog te boek heeft gesteld onder de titel Alarm! Schip in zicht, een uitgave van Stichting Koopvaardijpersoneel 1940-1945. Boekwijt vertelt dat hij zes maanden voor de oorlog als leerling in dienst kwam bij de Rotterdamsche Lloyd. Hij zou pas zes jaar later in Nederland terugkeren. In die tijd nam hij deel aan verschillende konvooireizen over de Atlantische Oceaan. Boekwijt voer op ms ‘Djambi’ dat na een aanvaring met ms ‘Silverbeech’ ten onder ging, maar hij overleefde de scheepsramp. Hij benadrukt hoe vreemd het was om na zes jaar terug te keren. “De thuiskomst voldeed niet aan de verwachting. Je bleek vervreemd te zijn van je familie. Dat is nooit meer goed gekomen,” verzucht hij.

 

Inderdaad, door de oorlog zijn huwelijken stukgelopen, omdat er nieuwe relaties ontstonden. Daar werd niet over gesproken. Herman Boekwijt trouwde in Groot-Brittannië en werd loods in IJmuiden. Daar is hij, inmiddels 85 jaar oud, al dertig jaar gepensioneerd. Sinds een jaar of zeven heeft hij recht op een invaliditeitspensioen. Dat is hem toegekend vanwege zijn koopvaardijverdiensten in oorlogstijd.

 

Getorpedeerd
Cor Koningstein voer als kapitein bij de Nederlandsche Stoomvaart Maatschappij Oceaan, de Nederlandse tak van de beroemde Britse Blue Funnel Line. Een grote rederij met bijna honderd schepen die in Nederland bekendstond als de ‘Blauwpijpers’, licht de oud-kapitein toe. Koningstein ging als stuurmansleerling naar zee en voer op elk van de zes schepen die de rederij in de vaart had. Drie schepen werden tijdens de oorlog getorpedeerd en verdwenen in de golven.

 

De Britse Blauwpijpers lijfden de Nederlandse schepen tijdens de oorlog in, de Nederlandse bemanningsleden bleven er aan boord, aangevuld met Britse collega’s. Koningstein ontsprong de dans, maar stelt cynisch vast dat hij de nodige “rotzooi” heeft meegemaakt op de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Ook maakte hij de invasie van Normandië mee. Na de oorlog bleef hij varen bij de Blauwpijpers. Na een carrière van veertig dienstjaren bij deze rederij ging hij als kapitein met pensioen.

 

Oud-kapitein Cor van Eenennaam monsterde als stuurmansleerling aan op de ‘Amstelland’ van de Koninklijke Hollandsche Lloyd. Op 1 juli 1940 werd het vrachtschip getorpedeerd. Het schip bleef drijven, “maar schroef en roer waren geraakt, compleet verdwenen zelfs,” herinnert Van Eenennaam zich. Ook de machinekamer raakte zwaar beschadigd. De machinist die op het achterschip een sigaretje stond te roken heeft niemand meer teruggezien. Het schip ging voor reparatie op sleep naar Falmouth. Opgekalefaterd vertrok het schip in februari 1941 in konvooi naar Zuid-Amerika, maar overleefde twee vliegtuigaanvallen niet. “De eerste aanval,” vertelt Van Eenennaam, “was een bom, die dwars door wc en badkamer van de officieren ging. Deze richtte geringe schade aan, maar de tweede bom was raak en veroorzaakte grote schade in ruim 1 en een deel van de buitenhuid, waardoor het dek openscheurde. De bemanning moest het schip verlaten, wat gezagvoerder, kapitein Rietbergen, het leven kostte. De commandant van de Britse torpedobootjager ‘Vanquisher’ leverde de bemanning af in Liverpool.”

 

Van Eenennaam voer hierna op de ‘Salland’, een ander schip van de ‘Koninklijke Hollandsche Lloyd’. Hiermee maakte hij eveneens tal van konvooireizen, waarbij een groot aantal schepen verloren ging. In 1943 haalde Van Eenennaam zijn diploma Derde stuurman. De Koninklijke Hollandsche Lloyd had door het grote verlies aan schepen geen plaats meer voor hem. De rederij leende hem toen uit aan Shipping, een bemanningsorganisatie voor schepen die niet in beheer waren bij de grote Nederlandse rederijen. Als tweede stuurman voer hij na de oorlog de Rotterdamse haven binnen. Bij de Koninklijke Hollandsche Lloyd kon Van Eenennaam vervolgens alleen nog aanmonsteren als vierde stuurman, maar daar had hij geen zin in. Hij stapte over naar de Hollandse Stoomboot Maatschappij en ging als tweede stuurman naar zee met de ‘Nigerstroom’.

 

De Alphard, het schip waarop voormalig kapitein Ton de Ligt als kanonnier een vijandelijk vliegtuig neerhaalde, samen met zijn collega Van der Ster.


Onbevangen
Ook voormalig kapitein Ton de Ligt was nog jong toen de oorlog uitbrak: 17 jaar. Hij voer als stuurmansleerling op de ‘Alioth’ van de Rotterdamse rederij Van Nievelt, Goudriaan en Co. De gage bedroeg 10 gulden per maand. Ter vergelijking: een matroos onder gage verdiende toen al 45 gulden. Een stuurmansleerling was dus een uitermate goedkope werkkracht.

 

De Ligt verbaasde zich als jongen over de reacties aan boord, toen de oorlog uitbrak. Volwassen kerels die in huilen uitbarstten, daar begreep hij niets van. “Je gaat toch niet zitten janken,” luidde zijn nuchtere reactie. Zelf stond hij er onbevangen tegenover, niet bewust van de gevaren die hem te wachten stonden. Bij Harwich maakte hij een luchtaanval op de Alioth mee. Na reparatie in een dok bij Hull liep het schip op een mijn en moest het wederom in dok. “Daarna was het varen in de Atlantische konvooien, waar links en rechts schepen werden getorpedeerd. En je mocht niet stoppen om je kameraden op te pikken. Dat was spijkerhard,” herinnert De Ligt zich. Voor het oppikken van drenkelingen voer achter in het konvooi wel een speciaal rescue-schip mee.

 

Op 10 juni 1942, onderweg van Birkenhead naar Kaapstad, bracht een Italiaanse onderzeeboot de Alioth op de Atlantische Oceaan tot zinken. De Ligt prees zich gelukkig omdat de aanval plaatsvond in een gematigd klimaat. Hij moest er niet aan denken dat dit hem op de Noord-Atlantische Oceaan was overkomen. De bemanning was voorbereid en de sloepen waren goed uigerust. Sextant en almanak waren aanwezig. Alleen een tijdmeter ontbrak. Alle opvarenden werden gered en wisten na tien dagen in de sloepen Freetown in Sierra Leone te bereiken.

 

De Ligt voer aan het eind van de oorlog als vierde stuurman op de veerboot ‘Mecklenburg’ van Stoomvaart Maatschappij Zeeland. Na de oorlog trad hij in dienst van Shell Tankers en voer tot zijn pensionering als kapitein. Zeer open over zijn ervaringen tijdens de oorlog, stelt hij met nadruk dat hij er geen trauma aan over gehouden heeft. Het was zijn leeftijd van zeventien jaar die hem enigszins onbezorgd de oorlog deed ingaan, meent hij.

 

Toen Kanaal-ferry ‘Mecklenburg’ na de oorlog in Oostende afmeerde, is De Ligt naar zijn ouderlijk huis in Vlaardingen gereisd. “Ik voer de laatste maanden in Europa en groeide langzaam toe naar de thuisvaart. Sommige gebieden waren al bevrijd, daardoor wist je zo’n beetje wat er aan de hand was. En ik ben niet met lege handen thuis gekomen,” verklaart hij, positief ingesteld als hij is.

 

Wat De Ligt niet vertelt, maar wel is opgenomen in de Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog, is dat hij in 1943 op de ‘Alphard’ van Van Nievelt, Goudriaan en Co in konvooi van Algiers naar Groot-Brittannië voer. Hoewel het konvooi werd aangevallen door torpedovliegtuigen, wist Kapitein Schneider zijn schip door kordaat handelen en uitstekend manoeuvreren te behouden. Hij ontving hiervoor het Bronzen Kruis, met Eervolle Vermelding. De kanonniers Van der Ster en De Ligt wisten een van de aanvallende vliegtuigen neer te halen en ontvingen hiervoor de Bronzen Leeuw.

Eén lintje
Opvallend is dat het veel koopvaardijveteranen nog steeds steekt dat ze in Nederland na vaak meer dan vijf jaar varen in oorlogstijd slechts één lintje ‘voor Krijgsverrichtingen Oorlogsdienst Koopvaardij 1940-1945’ ontvingen. Heel anders dan de Britten die er vijf kregen, laat staan Amerikaanse bemanningsleden die een veelvoud daarvan ten deel viel. Vanzelfsprekend gaat het de veteranen niet om de medailles zelf. Het gaat om de blijken van waardering.

 

Dit artikel is een eerbetoon aan hen die eenvoudig hun plicht hebben vervuld en nog steeds ons grootste respect verdienen. Zij hebben er weinig financieel gewin aan overgehouden. De vaarplicht hield in dat je niet mocht aanmonsteren op beter betalende Amerikaanse koopvaardijschepen. Een klein aantal zeelieden is overigens wel gedeserteerd, maar daar heeft men achteraf niet moeilijk over gedaan.

 

De reders zijn er al met al veel beter vanaf gekomen dan het varend personeel. Tenslotte moest er betaald worden voor het gebruik van hun schepen en waren de schepen bij verlies verzekerd. Zo kon de koopvaardij na de oorlog snel aan de wederopbouw beginnen, vanzelfsprekend in ons aller belang.

Stichting Koopvaardijpersoneel 1940-1945

’s Gravenbroekseweg 15c, 2811 GA Reeuwijk
Contactpersoon: Rudolf Visser

T: 0182 393573

E: visser@vok.nl


Aalmoes
In zijn boek Alarm! Schip in zicht, herinneringen van een stuurman Grote Handelsvaart aan de Tweede Wereldoorlog geeft voormalig zeeloods Herman Boekwijt aan hoe snel de Nederlandse overheid de zeelieden na de oorlog vergat. De Nederlandse regering kende koopvaardijveteranen een extra premievrij pensioen toe van 150 gulden per jaar, ingaand op de leeftijd van zestig jaar. Weduwen zouden de helft ontvangen. Deze aalmoes is in de jaren zeventig op voorstel van toenmalig staatssecretaris Van Hulten afgekocht voor een bedrag van ruim tweeduizend gulden (€ 907,56).


Archiefwerk beloond
Van de geschiedenis van de Nederlandse koopvaardij tijdens WO II is een uitgebreid archief bijgehouden. Dit was aanvankelijk ondergebracht bij het Instituut voor Maritieme Historie, maar per 1 juli 2005 is het opgenomen in het Nederlandse Instituut voor Militaire Historie.
Grote kenner van de feiten op dit instituut is medewerker Henk Meurs die hier sinds zijn pensionering twee dagen per week werkzaam was. Hij heeft de koopvaardijveteranen grote diensten bewezen door tal van gegevens en feitjes boven water te halen, bijvoorbeeld voor het aanvragen van pensioenen.
Tijdens de reünievaartocht op de ‘Smaragd II’ ontving de heer Meurs een oorkonde en een envelop met ‘inhoud’ uit handen van Rudolf Visser, voorzitter van de Stichting Koopvaardijpersoneel 1940-1945.

Partners Maritiem Nederland