‘We delen de technische risico’s met de markt’ | Maritiem Nederland
Achtergrond
Foto: Janneke Vogel

Ronald Blok, hoofd Afdeling Maritiem Optreden Defensiestaf:


‘We delen de technische risico’s met de markt’

Mark van Baal | donderdag 20 november 2014
Marine

Kapitein-ter-zee Ronald Blok is medeverantwoordelijk voor de aanschaf van nieuw marinematerieel. De kolonel vertelt hoe marine, kennisinstituten en industrie samen innoveren en over zijn carrière bij de Koninklijke Marine, met groot enthousiasme. Toch had Blok de marine op een haar na verlaten voor een baan in de burgermaatschappij. “Ik heb het niet gedaan vanwege 9/11.”

De Nederlandse marine heeft een naam hoog te houden als het om innovatie gaat. De Nederlandse marine voer bijvoorbeeld als een van de eerste marines met onbemande machinekamers en volledig geïntegreerde radar-, sonar-, wapen- en commandosystemen. Ronald Blok (51) moet deze reputatie in stand houden. “We proberen bij elke nieuwe generatie schepen stappen te maken”, zegt de kolonel achter een broodje kaas en een broodje ham in een vergaderruimte op het ministerie van Defensie. In het enorme complex, dat zich uitstrekt van het Binnenhof tot het Haagse stadhuis, lopen militairen in uniformen van alle krijgsmachtsonderdelen af en aan.

Industrieel belang

Op Bloks uniform prijkt onder andere een gouden duikhelm. De kolonel, die gespecialiseerd is in onderzeebootbestrijding, zat tijdens zijn lange marinecarrière in het scheepsduikteam, dat explosieven onder het schip opspoort. “Nu is mijn primaire doel als hoofd behoeftestelling om defensie beter te laten worden, maar ik houd ook het industrieel belang in de gaten.” Dankzij innovatieve schepen en wapensystemen, hebben leveranciers, bijvoorbeeld Damen, Imtech en Thales, een sterkere concurrentiepositie in het buitenland. “Wij hebben hen nodig om de beste schepen te krijgen. Maar zij hebben ons ook nodig als launching customer. Ik vraag de industrie dan ook: ‘Trek mij niet het vel over de oren, want we hebben een gezamenlijk belang’.”

‘Zodra je achter de horizon verdwijnt sta je er met je bemanning alleen voor. Je kunt 112 wel bellen, maar je moet het zelf oplossen’

Blok verklaart het succes van de zogenoemde gouden driehoek van marine, industrie en kennisinstituten uit het onderlinge vertrouwen. “We durven elkaar in de ogen te kijken, afspraken te maken en na te komen zonder alles dicht te timmeren in contracten. We kunnen samen innoveren, omdat defensie de technische risico’s voor een deel uit de markt haalt. We delen de technische risico’s met de markt.”

Innovaties kun je nu eenmaal niet tot in detail vastleggen in inkoopcontracten en daarmee de risico’s volledig bij de leveranciers leggen. Technische problemen die onvermijdelijk opdoemen tijdens de tien tot vijftien jaar durende ontwikkeling van een schip worden soms door de opdrachtgever opgelost. “Door onze langdurige samenwerking hebben we het vertrouwen er altijd uit te komen. We houden elkaar continu scherp. Onze schepen zijn daardoor bovendien beduidend goedkoper.” Als je als opdrachtgever niet bereid bent technische risico’s op je te nemen, ben je 30 procent duurder uit, zo ziet hij bij andere marines.

Een belangrijke rol in het wegnemen van technische risico’s is weggelegd voor CAMS-Force Vision, de ICT-afdeling van de Koninklijke Marine. Bij deze afdeling - onderdeel van JIVC - zitten programmeurs en operationele marinemensen letterlijk zij aan zij software te schrijven.

De laatste jaren was innovatie vooral gefocust op een kleinere bemanning. “We hebben een enorme sprong gemaakt in lean manning. De OPV’s (Oceangoing Patrol Vessels) die de M-fregatten vervangen, hebben een bemanning van 55 in plaats van 155. Voor de komende generatie schepen ligt de focus op kostenbeheersing, life cycle support en reductie van energiegebruik.”

Onderwatervloot

Een van de grootste operationele uitdagingen voor de marine komt voort uit de razendsnelle proliferatie van onderzeeboten, een ware wapenwedloop onder de zeespiegel, vertelt Blok. Landen als Brazilië, Maleisië, Vietnam, Pakistan en de beide Korea’s bouwen tegenwoordig ook een onderwatervloot. India, China en Rusland plannen of bouwen op dit moment tientallen nieuwe onderzeeboten, waaronder nucleaire hightech onderzeeboten. “Als onderzeebootbestrijdingsspecialist kan ik daar best wakker van liggen.” Naast deze nieuwe onderzeeboten doemt een ander gevaar op onder water: de proliferatie van zeemijnen, die iedere terroristische organisatie kan aanschaffen.

Vijandelijke objecten onder water detecteren is complexer dan objecten aan de oppervlakte of in de lucht, legt Blok uit. “Zeewater is vanwege verschillen in temperatuur, bodemcontouren en zoutgehalte een veel complexer en moeilijker te doorgronden medium. Soms kun je een object op tien zeemijl zien, soms op slechts één zeemijl, en dan weet je nog niet of je een onderzeeboot, een rots, een pijpleiding of een school vissen aanpingt.”

“Vanwege deze proliferatie en complexiteit ligt wat mij betreft de operationele uitdaging in het volgende decennium op mijnen- en onderzeebootbestrijding. Voor het eerste heb je gespecialiseerde mijnenbestrijdingseenheden nodig. Voor het tweede de triade onderzeeboten, fregatten en helikopters.”

Blok heeft intussen vele collega’s de stap naar de burgermaatschappij zien maken, waar hogere salarissen en meer tijd voor het gezin in het verschiet liggen. Van de afgelopen tien jaar was hij er acht op zee of in het buitenland, onder andere een jaar in Kabul. “Ik heb mijn gezin heel veel jaren op afstand moeten volgen. Dat kan best pijnlijk zijn. Nu reis ik elke dag vier uur om thuis in Noord-Holland te zijn.”

Ook Blok bezweek in de zomer van 2001 bijna voor die verleiding van een baan in de burgermaatschappij. Hij kreeg een baan bij een Nederlands bedrijf aangeboden. Twee dagen na de aanslagen op de Twin Towers in New York lag het contract op de mat. “Ik heb het niet gedaan vanwege 9/11. Ik voorzag negatieve effecten voor de wereld en wereldeconomie. In bedrijven is het dan toch last in, first out.”

Ultieme rol

Hij heeft er geen spijt van gekregen. Integendeel. In 2005 kreeg hij zijn eerste commando op het M-fregat ‘Hr. Ms. Van Nes’. Op de vraag of commandant van een marineschip inderdaad de mooiste baan ter wereld is, verschijnt er een brede glimlach op zijn gezicht. Zijn gedachten lijken terug te gaan naar zijn tijd als commandant van de fregatten Van Nes en Karel Doorman. Een volmondig ‘ja’ is dan ook het antwoord. “Om twee redenen”, gaat hij verder. “Ten eerste om het vormen van jonge mensen die net uit de schoolbanken komen. Daar een bijdrage aan leveren is verschrikkelijk mooi.”

Ten tweede genoot hij van de vrijheid en verantwoordelijk die een commandant van een schip heeft. “Zodra je achter de horizon verdwijnt sta je er met je bemanning alleen voor. Je kunt 112 wel bellen, maar je moet het zelf oplossen. De ultieme rol van een commandant is zorgen dat iedereen klaar is voor als het spannend wordt.”

De vrijheid van de zee was voor Blok ook de belangrijkste reden om zich in 1981 als zeventienjarige aan te melden om adelborst op het KIM te worden. Het avontuur en de uitdagende opleiding op het KIM, die zowel theoretisch als praktisch is, noemt hij als belangrijkste redenen om zich toch te melden in Den Helder. “Als ik nu achttien was, zou ik dezelfde keuze maken.”

De komende jaren voorziet de Nederlandse marine de ontwikkeling en bouw van nieuwe onderzeeboten, fregatten en mijnenbestrijdingsvaartuigen. Voor de komende generatie onderzeeboten kijkt de marine niet alleen naar luchtonafhankelijke voortstuwing, maar ook naar accommodatie voor een gemengde bemanning, wat nieuw zou zijn voor de onderzeedienst, het laatste exclusieve mannendomein in de Nederlandse vloot. Rond 2025 moet de eerste onderzeeboot van de Walrus-klasse worden vervangen.

Andere ontwikkelcultuur

Een van de uitdagingen bij de ontwikkeling en bouw van de nieuwe generatie schepen, wordt internationale samenwerking, vertelt Blok. De Nederlandse marine voorziet samenwerking met de Belgische, Duitse en Noorse marine, die een andere ontwikkelcultuur hebben. “We onderzoeken nu of dat kan. Het moet geen opeenstapeling van nationale eisen worden. Bovendien moeten Nederlandse bedrijven, net zoals de Nederlandse marine, met hun buitenlandse evenknieën leren samenwerken.”

Het voordeel voor de industrie is dat ze in grotere series kunnen bouwen. De samenwerkende marines zullen dan keuzes moeten maken, bijvoorbeeld voor ‘Duitse’ machinekamers en ‘Nederlandse’ commandocentrales. “Mits kosteneffectief”, benadrukt Blok, “zowel in de verwervingsfase als in de exploitatiefase.”

Partners Maritiem Nederland