Arnoud Veilbrief | woensdag 10 mei 2017
Visserij
Weinig bedrijfstakken zijn zo mooi als de visserij, zegt Mike Turenhout, onderzoeker bij het Landbouw Economisch Instituut van de Wageningen UR. En na jaren malaise in de visserij valt er de laatste jaren eindelijk weer eens wat te lachen. 2016 is zelfs een historisch goed jaar.
Mike Turenhout en zijn collega’s van Wageningen Economic Research (het voormalige LEI) hebben net het jaarlijkse verslag van de visserij uitgebracht. ‘Visserij in cijfers 2016’ spreekt van een ‘historisch goed jaar’, zelfs het beste in een halve eeuw. Eerst de droge cijfers. De winst van de kottervisserij steeg met 113 procent - ruim een verdubbeling - naar 88 miljoen euro. De lonen van opvarenden stegen daarnaast met 46 procent in 2016, naar 106 miljoen euro. Minder goed ging het in de mosselsector. De aanvoer van mosselen en de gemiddelde prijs daalden met respectievelijk 34 en 20 procent. De verdere resultaten van ‘Visserij in cijfers’ staan op de site van Wageningen Economic Research (www.agrimatie.nl/visserij).
De lagere gasolieprijs, goede vangsten en toegenomen visprijzen van de belangrijkste doelsoorten - tong, schol en garnalen - zijn de belangrijkste oorzaken voor de uitstekende resultaten. Dankzij de gedaalde gasolieprijs waren de brandstofkosten van de vissers lager en bleef er onder de streep meer over. Maar de gasolieprijs speelt een minder grote rol dan vroeger, omdat de gebruikte visserijmethoden energie-efficiënter en dus duurzamer zijn geworden.
Turenhout schetst de ontwikkeling van de boomkorvisserij, waarbij vis uit de bodem gewoeld wordt met behulp van (zware) wekkerkettingen, via de lichtere ‘Sumwing-methode’ naar de huidige pulstechniek. Hiermee wordt de vis opgeschrikt door elektrische prikkelingen waarna ze eenvoudig in het net belanden. Turenhout: “Het gasolieverbruik is ongeveer gehalveerd bij de visserij met pulstechniek. Dan nog is een daling van de gasolieprijs mooi, maar het doet er minder toe. De hoogste kosten zijn nu de bemanning.”
Een tweede reden voor de mooie cijfers is de vraag naar vis. Die is toegenomen, wat goed was voor de prijzen. Turenhout: “Dat komt onder andere door de aantrekkende economie. Vis is relatief duur en reageert sterker op de conjunctuur. Mensen eten ook vaak vis in restaurants, vaker dan ze thuis doen. En als ze meer verdienen, gaan ze vaker uit eten.” De duurder wordende dollar zorgt er daarnaast voor dat vis uit de Noordzee aantrekkelijker wordt. “Populaire importvissoorten als panga en tilapia worden in dollars afgerekend en zijn daardoor duurder geworden. Daardoor zijn ‘Europese vissoorten’ als schol weer populairder geworden. Deze soorten bevinden zich op dezelfde markt en zijn weinig onderscheidend.” Met andere voorkeuren bij de consument heeft het niet te maken, denkt hij. “De meeste mensen kijken vooral naar de prijs.”
Turenhout en zijn collega-onderzoekers halen hun informatie niet alleen uit de computer, ze spreken ook geregeld met de vissers. Komen zelfs bij ze thuis. “Daar hoor je de gesprekken, wat er speelt, hoe de vangst is geweest.” Onderwerpen genoeg. De administratieve lasten waar vissers onder zuchten. Het sluiten van visgronden om redenen waar vissers het niet altijd mee eens zijn. De windmolenparken op zee, die gerealiseerd worden in een gebied waar je grootvader al viste. “Vroeger was het vissen een stuk vrijer. Je ging er op uit en je verkocht je vangst. Maar de Noordzee is alsmaar drukker geworden. De jongere generatie vissers heeft met die dingen minder problemen; zij weten niet beter. Het zijn wat dat betreft meer gewone ondernemers.”
‘Een visser is vaak individueel bezig, die kijkt niet altijd naar het algemeen belang’
De vangstrechten van de belangrijkste vissoorten in de Noordzee staan er nu ronduit goed voor, zo blijkt uit ‘Visserij in cijfers’. Turenhout wijdt dit aan het goede beheer. “Je hebt goed beleid nodig. Een visser is vaak individueel bezig, die kijkt niet altijd naar het algemeen belang. Daarin verschillen ze niet van andere mensen. Quota zijn heel vervelend wanneer deze volledig benut zijn, je moet dan immers goede vis van boord gooien. Maar je ziet dat het wel het beoogde effect heeft gehad. Daarom denk ik dat het goed is dat er beleid is.”
‘Een visser is vaak individueel bezig, die kijkt niet altijd naar het algemeen belang’Een omstreden vorm van recent beleid is de zogeheten aanlandplicht (zie kader), die sinds een paar jaar gefaseerd wordt ingevoerd. “Die aanlandplicht is bedoeld om vissers zo selectief mogelijk te laten vissen, want de discards (ondermaatse vis van gequoteerde vissoorten, red.) wil je niet meenemen naar de wal. Maar in bijvoorbeeld de gemengde visserij op tong is selectief vissen heel moeilijk te realiseren vanwege de gebruikte maaswijdte. Het is een extreme maatregel. De sector is er niet gelukkig mee. Op de kotter zal er veel moeten veranderen. Je zal veel meer taken moeten uitvoeren. Dat kost mankracht en volgens de vissers gaat het ook ten koste van de veiligheid. De visafslagen zijn er logistiek ook niet op toegerust.”
Maar er lijkt wat ruimte voor versoepeling. Als vissers kunnen aantonen dat de vis die ze vangen een behoorlijke overlevingskans heeft, kunnen ze een ontheffing van de aanlandplicht krijgen. Hoe de aanlandplicht verder wordt ingevoerd, is nog onzeker.
Ook onzeker is de uitwerking van Brexit. Het zou bij de scheiding best eens hard tegen hard kunnen worden, verwacht Turenhout. Vanuit de Europese Commissie en het Europees Parlement is stevige taal geuit, de lidstaten zijn verdeeld. “Als de EU zich hard gaat opstellen, zal Londen die weg ook volgen. Dan moeten we nog maar afwachten of Nederlandse vissers nog in de huidige vorm in Britse wateren (volgens de EEZ, niet de territoriale wateren) mogen vissen. Sommige Nederlandse visserijgemeenschappen zijn voor een flink deel afhankelijk van de toegang tot die wateren.” Turenhout laat grafieken zien waarin dat tot op gemeenteniveau te zien is. In sommige gemeenten bepalen de vangsten in de Britse wateren meer dan 50 procent van de inkomsten. “We kunnen nu alleen de afhankelijkheid bepalen, de tijd zal leren hoe het uitpakt.”
Maar voorlopig schijnt de zon nog over de visserijgemeenschappen. Tijd om te investeren in nieuwe schepen? De gemiddelde leeftijd van een Nederlands schip is hoog: 36 jaar. “Dat zit er nog niet in. Al zou de visser het willen, dan staat de bank nog niet te trappelen. Eén geweldig jaar doet niet alle slechte voorgaande jaren teniet, en eerst moet er duidelijkheid zijn over Brexit.” Maar de techniek staat ook in de visserij niet stil. Technische innovaties dienen zich aan, zoals het schip MDV-1 Immanuel, ‘de kotter van de toekomst’. Een prachtig schip, vindt Turenhout. “Ik zie daar nog geen grote bestellingen van komen in Nederland, maar elementen uit het schip zullen zeker toegepast worden.”