Zieltjes winnen doet Leon Rasser zelden. Meestal verjaagt de extraverte scheepspastor boze geesten en deelt hij SIM-kaarten uit in het Zeemanshuis van de Amsterdamse Haven.
Met bouwhelm en stofbril in de hand ploft de scheepspastor neer op het terras in het Vondelpark. Te laat. Hij komt net van een schip waar de lunch met de mannen wat uitliep. Het is een man van de praktijk. Een interview over hemzelf is minder belangrijk dan zijn spirituele taak, al is Leon Rasser een kleine beroemdheid in de Amsterdamse haven. Hij is namelijk niet vies van social media. YouTube staat vol met zijn videopreekjes en tijdens paneldiscussies is hij een opvallende persoonlijkheid.
Het was de bedoeling af te spreken in het Zeemanshuis, waar matrozen vanuit Westpoort heen worden gelokt met gratis SIM-kaarten en de belofte van een goed gesprek. Het Zeemanshuis komt echter pas later op de avond op gang en het is de dag voor Pasen, een van de hoogtijdagen voor de pastor.
Uitpuffend op het Vondelterras ziet hij er meer uit als een bouwbakker dan een spirituele leider. Werkt dat een beetje, zieltjes winnen met een stofbril op?
‘Meestal hebben zeevarenden vooral een luisterend oor nodig. Ik zal niemand het christelijk geloof opdringen’
“Ik probeer niemand het christelijk geloof op te dringen”, geeft hij meteen aan. “Meestal hebben de mannen vooral een luisterend oor nodig. Zeelieden zijn bovendien van zichzelf al erg gelovig. Scheepvaart is een van de gevaarlijkste beroepen ter wereld. Er zijn weinig virussen, gek genoeg, want op een schip bestaat er een soort natuurlijke quarantaine. Maar op veel schepen worden alle wetten overtreden qua arbeidsomstandigheden. Je kunt vallen, ergens tegenaan botsen, er zijn explosies of er komen giftige gassen vrij. Varen is zeker niet gevaarloos. Op een gegeven moment ga je wel bidden, of je nou gelovig bent of niet.”
“Veel mannen komen naar het Zeemanshuis omdat ze worstelen met heimwee”, legt hij uit. "Niemand begrijpt me, zeggen ze dan. Het zijn vaak Filipino’s en Oost-Europeanen, die hun familie missen. Ze willen hun verhaal kwijt. Soms zien ze het gewoon even niet zitten. Het is een eenzaam bestaan, want de bemanning verstaat elkaar onderling vaak maar amper.” Daarom worden in het Zeemanshuis ook SIM-kaarten weggegeven. “Vaak is er geen geld om te bellen. Als ze even met hun familie hebben kunnen praten dan, voelen ze zich weer beter.”
Spirituele taken zijn er wel. Een belangrijke spiritueel moment is het verjagen van de boze geesten als er op zee iemand is overleden of er een ongeluk heeft plaatsgevonden. Er is dan een herdenkingsdienst, meestal gevolgd door het verjagen van de boze geesten: zegenen, bidden en wijwater. “Vrijwel iedereen op een schip is ook erg bijgelovig. Naderhand, als het schip is aangemeerd, wordt er altijd een pastor bijgehaald om de boze geesten weg te jagen. Ik besprenkel de plek dan met wijwater.”
Wat gebeurt er eigenlijk als er iemand dood gaat? “Die gaat in de koeling, tussen de ingevroren vleeswaren”, zegt Rasser nuchter. Daar wordt niet te moeilijk over gedaan.
Geloof je zelf in boze geesten en het verjagen ervan? Hij moet hier even over denken. “Ik geloof daar wel in. Boze geesten staan vaak voor angsten”, legt hij uit. “Rituelen zijn belangrijk om die angsten tegen te gaan en in de ogen te kijken. Veel mensen die varen hebben angsten. Het is maatwerk hoe je angst oplost, want de oorzaak is zeer persoonlijk. Angst is als een klomp, verkleefd. Alles is met elkaar verbonden.”
Een hoogtepunt is het zegenen van een nieuw schip. Dat heeft hij zes keer mogen doen in zijn twintigjarig bestaan als scheepspastor. Het is een lange tijd. Is er veel veranderd? Het is zakelijker geworden, meer gereguleerd, vindt Rasser. Dat gaat volgens hem ten koste van de romantiek van de vaart. “Zonder identificatie kom je de haven niet meer in. Helm, stofbril, schoenen met stalen neuzen zijn verplicht.” Rasser beklopt zijn zolen, die extra bescherming bieden.
“Op schepen hangen tegenwoordig overal instructies in een soort kleutertaal, met veel plaatjes: in de kantine, op het dek. Alles wordt uitgelegd. Dat betekent ook dat er steeds minder scholing nodig is om te kunnen varen en dat merk je aan het niveau van de bemanning. Dat werkt twee kanten op: hoe goedkoper de arbeidskrachten, hoe meer instructies, maar met meer instructies is er ook minder scholing nodig om te kunnen varen. Matrozen houden zich vooral nog bezig met kleine klusjes, zoals schoonmaken. Ongeschoold werk. Er zijn weinig uitdagingen, behalve bij het aanmeren.”
‘Varen is zeker niet gevaarloos. Op een gegeven moment ga je wel bidden, of je nou gelovig bent of niet’
De scheepspastor herinnert zich een tijd dat alles er wat woester aan toe ging. “De havens waren van oudsher juist heel levendige plekken in een stad. Daar gebeurde het. Vroeger werden er ook nog weleens meisjes aan boord werden gebracht. Die voeren dan een stuk mee en stapten op een gegeven moment over naar een ander schip. Dat gebeurt allemaal niet meer.” Jointjes om de verveling te verdrijven blijken ook niet meer te worden getolereerd. “Drugs zijn verboden en daar wordt strikt op gecontroleerd. Drank mag nog wel”, aldus Rasser.
Geen meisjes op het schip? Alleen maar eenzame mannen die zich vervelen, gaat dat wel goed? Rasser lacht: “Homoseksualiteit is taboe, niet bespreekbaar. De norm is hetero. Het zijn meestal stabiele mannen. De sector is conservatief. Drank, sigaretten en vrouwen met vormen, dat is het wel zo’n beetje.”
Tegelijkertijd hééft de scheepsvaart ook nog steeds wel iets, vindt hij. “Er is geen 9 tot 5 sfeertje. Iedereen is wat vrijer dan op de wal. Zo mag een kapitein opereren als er een noodgeval is. Daar hoef je aan de wal niet mee aan te komen. Je krijgt ook sneller verantwoordelijkheden. Er is werk en dat moet af, maar hoe je dat doet wordt veel meer overgelaten aan degene die het doet. Je kunt je niet verstoppen, iedereen ziet meteen hoe goed je bent. Als je het goed doet, dan wordt dat ook meteen opgemerkt. Je zit zo dicht op elkaar. Dan zijn er mogelijkheden om door te groeien. Zeelieden kunnen in Nederland dan ook overal terecht: die hebben bewezen dat ze kunnen werken.”