Hans Buitelaar | dinsdag 13 juli 2021
Jachtbouw & Watersport
Nautische vaardigheid leer je in de praktijk. Wie beroepsmatig het water op gaat in een kleine boot, hoeft geen Groot Vaarbewijs te hebben maar moet wel deskundig zijn. Het NauPro vaarbewijs is een gloednieuwe praktijkopleiding waar allerlei beroepsgroepen les krijgen in bootbeheersing en veiligheid. Maritiem Nederland liep mee op de allereerste trainingsdag.
Acht Rotterdamse boswachters en een Amsterdamse rondvaartschipper in opleiding verzamelen zich eind juni bij het trainingscentrum STC-KNRM op het RDM-terrein in de Rotterdamse havens. Op de trainingsdag krijgen ze les over de veiligheidsrisico’s op het water en hoe ze daar als professionals op kunnen reageren. Deze dag is één van de vier lesdagen voor het nieuwe Nau Pro vaarbewijs. Als ze de cursus afronden, hebben ze een opleiding gekregen die hen de nodige vaardigheden bijbrengt voor professioneel de boot besturen, reageren op incidenten en zicht hebben op de staat van de boot.
Als schippers en bemanning van kleine schepen waarop ze beroepsmatig het water op gaan, moeten deze werknemers volgens de regels van de Arbowet, de Binnenvaartwet en Scheepsvaartwet ‘terzake kundig’ en ‘bekwaam’ zijn. Voor het uitoefenen van het deel van hun beroep dat zich op het water afspeelt, hebben ze daarom meer opleiding nodig dan alleen het theoretische Klein Vaarbewijs zoals dat voor de pleziervaart op snelle of grote jachten verplicht is. Voor de boswachters is het varen maar een beperkt gedeelte van hun werk, voor de rondvaartschipper alle werkdagen.
Noodhulp aan drenkelingen en gewonden staat op het programma, maar ook het blussen van branden en reddend zwemmen, plus oefeningen in het zwemmen met kleren aan en een opgeblazen reddingvest. Zelfs een sprong in het water van de Werkhaven hoort bij de training, uit het zwembad door de frisse buitenlucht in het open water met een opgeblazen reddingvest. Goed onderricht heeft zeker een korte theoretische uitleg nodig, maar de dag staat in het teken van praktijkles. Na een korte uitleg over de branddriehoek (hitte, brandbare stof en zuurstof) en welke blusmiddelen effectief zijn bij diverse soorten branden van verschillende brandbare stoffen, gaan de cursisten blussen.
In de praktijk leer je pas dat het slim is om dekking te zoeken tegen de hitte achter een muurtje, terwijl je door een deuropening een straal bluspoeder op de haard van de brand spuit. Of dat het belangrijk is om je heen te kijken als je een keuken in stormt om een vetbrand te blussen. Staat vlak naast de vlammen nog brandbaar materiaal? Is er een slachtoffer in de ruimte? Maar vooral is het belangrijk om een keer zo’n brandblusser te hebben gebruikt. Hoe ver spuit die? Welke tegendruk voel je als de hendel wordt ingedrukt? De cursisten komen een voor een in actie en ervaren dat de rode cilinder met spuitmond verrassend snel leeg is.
‘Als we snel ingrijpen, kunnen we een beginnend brandje aan boord nog de baas worden’
“Bij een grote brand kun je met een draagbare brandblusser niet zoveel meer uitrichten,” zegt Geert Jan Smolders van vaarschool Aquaplanning, één van de drie partners die het Nau Pro vaarbewijs hebben opgezet. “Bij een brand aan boord zijn wij als schippers en bemanning er het eerste bij. Als we snel ingrijpen, kunnen we een beginnend brandje nog de baas worden. Daarvoor is een brandblusser meestal een heel geschikt middel. Als je weet wat je moet doen.”
Hoezeer de opleiding op het varen is gericht, blijkt uit de keuze van onderwerpen in de theorie en uit de oefeningen die de cursisten doen. “Verrassend vaak begint een brand aan boord elektrisch,” weet Smolders uit de praktijk. Op de boot van de Rotterdamse boswachters zijn accu’s geplaatst onder de stuurmansstoel. De zitting klapt op en dient ook als opbergvak. “Als je daar voor het afvaren een tas in gooit en de ritssluiting maakt per ongeluk contact met de plus en min pool, heb je binnen enkele seconden gloeiende hitte.”
Verrassend vaak begint een brand aan boord elektrisch (foto: Hans Buitelaar). Tekst gaat verder onder de foto.
“Een andere bron van hitte zijn natuurlijk uitlaten. Zorg daarom altijd voor een goed opgeruimde machinekamer. Die poetsdoek volgezogen met olie die na een paar flinke golven tegen de uitlaat aan rolt, het zal niet de eerste keer zijn dat op die manier een machinekamerbrand ontstaat”, aldus Smolders.
Voor een deel van de cursisten is het een opfriscursus. Oefenen in het reanimeren van slachtoffers of drenkelingen blijft altijd zinvol. Iedere nieuwe oefening doen ook ervaren EHBO’ers nog nieuwe kennis op. De volgorde van ademhaling controleren, hartpulsen geven en beademen is met nieuwe medische inzichten geactualiseerd de laatste jaren. AED-reanimatie apparaten zijn tegenwoordig op veel locaties aanwezig. De hulpdiensten achter het alarmnummer zorgen ervoor dat iemand zo snel mogelijk met zo’n AED naar een slachtoffer toe komt.
Bij een hartstilstand op het water wordt dat moeilijker. In het water van het drijvende zwembad bij het trainingscentrum zwemmen de cursisten met opgeblazen reddingvesten en hun werkkleding aan, met een grote zware pop naar de kant. De rand van het zwembad is hoog, als een kade. Met touwen kunnen drie hulpverleners de drenkeling uit het water krijgen: de zwemmer die hem naar de kant bracht heeft de leiding. Op de kade staan twee helpers klaar om met de voet op een eind van een touw, het andere eind in hun handen, de drenkeling te takelen met een touw onder de oksels en onder de knieën.
“Help!” schreeuwt instructeur Vincent. “Hij ademt niet!” De cursisten op de kade luisteren naar de adem. Dan begint de reanimatie. “Kijk eens achter je…” Daar blijkt een AED beschikbaar te zijn. De les is om altijd de AED in te zetten bij een reanimatie. Het apparaat doet zijn werk en geeft intussen duidelijke instructies over het gebruik.
De sfeer onder de acht boswachters is afwisselend ernstig en die van een personeelsuitje. Samen met de uniformen aan in het water springen, elkaar in een reddingvlot hijsen is inderdaad een heel andere manier om je collega’s te leren kennen.
“Iemand van een waterschap stelde ons een poos geleden de vraag die leidde tot de start van het Nau Pro vaarbewijs”, meldt Arjen Bergijk van Vaarplezier vaarcursussen. “Als mijn mensen alleen maar een theoretisch Klein Vaarbewijs hebben, voldoe ik als werkgever eigenlijk niet aan de eisen van Arbo- en Scheepvaartwet,” constateerde deze klant. Een werkgever moet zich ervan vergewissen dat zijn mensen deskundig zijn. Dat hoeft niet noodzakelijk via een door de overheid erkende opleiding. Ook kan een ervaren collega zijn jongere vakgenoten opleiden.
‘Werkgevers kunnen nu laten zien dat ze hun mensen een serieuze opleiding hebben aangeboden’
Bergijk nam contact op met Aquaplanning en STC-KNRM en de drie opleidingsorganisaties riepen samen het Nau Pro vaarbewijs in het leven. Praktijkles en verdieping maken een groot verschil ten opzichte van het op de pleziervaart gerichte Klein Vaarbewijs. De afdeling Stadsbeheer van de Gemeente Rotterdam was de eerste groep die de opleiding volgde. Naast de veiligheidsdag in het trainingscentrum, krijgen de boswachters in tweetallen elk twee dagen les in het varen en manoeuvreren met hun 7 meter lange boot op de Kralingse Plas.
De volgende groep komt weer uit een heel andere branche, vertelt Bergijk. Zes groepsbegeleiders van een buitenschoolse opvang gaan een Nau Pro vaarbewijs halen. De kinderopvang kocht een boot om leuk met de kinderen het water op te kunnen. Vanwege de zorgplicht die de begeleiders hebben, moeten degenen die de boot besturen wel kundig zijn.
Het Nau Pro vaarbewijs is nog niet door de overheid of internationaal erkend. De veiligheidsinstructie van Smolders is wel op het niveau van RYA powerboat 2 en de instructeur is door dat internationaal erkende nautische opleidingsinstituut erkend. Branchevereniging Hiswa kent het initiatief en steunt het. “Werkgevers kunnen nu in ieder geval laten zien dat ze hun mensen een serieuze opleiding hebben aangeboden om voorbereid het water op te gaan,” constateert Bergijk.
Meer informatie: vaarplezier.nl/naupro-vaarbewijs