Antoon Oosting | woensdag 27 mei 2015
Marine
De Nederlandse marinebouwers kunnen weer hoop koesteren op toekomstige miljardenorders voor de vervanging van de bestaande schepen van de Koninklijke Marine. Orders die van levensbelang zijn voor behoud van kennis en het voortbestaan van de Nederlandse marinebouw.
De Nederlandse marinebouw omvat een compleet cluster van de DMO (Dienst Materieelorganisatie) op het ministerie, het KIM (Koninklijk Instituut voor de Marine), kennisinstituten als TNO, MARIN, scheepsbouwkundig ontwerpbureau Nevesbu, en scheepsbouwer (Damen) tot de vele toeleveranciers waaronder Imtech Marine en Thales. De afgelopen jaren is dat cluster flink onder druk komen te staan door twee decennia van achtereenvolgende bezuinigingsrondes op het budget van Defensie. Daarbij is de vloot van de Koninklijke Marine gehalveerd. Van begin jaren negentig nog 58 schepen zijn er volgens de site Marineschepen.nl momenteel nog 28 in dienst. Het aantal fregatten en mijnenjagers is fors teruggebracht. En na de opheffing in 2005 van de Marine Luchtvaartdienst met de Lockheed Orion patrouillevliegtuigen voor de opsporing van vijandelijke onderzeeërs dreigde ook de Onderzeedienst het loodje te moeten leggen.
De PvdA ging in 2012 de Tweede Kamerverkiezingen in met een programma waarin nog voor 1 miljard euro op Defensie moest worden bezuinigd en de Onderzeedienst zou worden opgeheven. Maar minister Hennis-Plasschaert liet in haar Defensienota (2013) weten dat zij de Onderzeedienst toch wilde handhaven. Haar voorganger staatssecretaris Jack de Vries had al een instandhoudingsprogramma in gang gezet voor de vier eenheden van de Walrusklasse waarbij deze een verjongingskuur voor hun tweede levensfase ondergaan. Hennis-Plasschaert gaf de DMO echter ook groen licht om voorbereidingen te treffen voor een nieuwbouwprogramma. Hetzelfde geldt overigens ook voor de mijnenjagers en de fregatten.
‘We gaan toe naar standaardisatie en wat ons betreft gebeurt dat op basis van kwaliteit. Onze industrie hoeft helemaal niet bang te zijn voor het mislopen van orders’
Het CDA-Kamerlid Raymond Knops diende bij de bespreking van de Defensienota van Hennis-Plasschaert een motie in waarin uitgesproken werd dat de Onderzeedienst ook in de toekomst gehandhaafd moest blijven. Daarnaast zat in deze motie het verzoek aan de regering nog in deze regeringsperiode met een visie te komen op de toekomst van de Onderzeedienst. Die motie werd toen aangenomen door een brede Kamermeerderheid exclusief VVD, die geen behoefte aan de motie had, en GroenLinks. Het politieke venijn van de motie zat echter in het feit dat Knops hiermee de fractie van de PvdA dwong met de billen bloot te gaan en afstand te nemen van haar eigen verkiezingsprogramma.
Inmiddels leven we in het tijdperk van een agressieve en intimiderende Russische president Poetin, die achtereenvolgens Abchazië en Zuid-Ossetië, de Krim en het oosten van de Oekraïne heeft genaast, en de dreiging van Islamitische Staat en de anarchie in Libië. Daardoor lijkt nu ook het politieke draagvlak voor het nieuwbouwprogramma van minister Hennis-Plasschaert een stuk steviger te worden. Met steun van de Tweede Kamer kon zij het met verkoop bedreigde ‘JSS Karel Doorman’ voor de Koninklijke Marine behouden. En bij de behandeling van de begroting van Defensie voor 2015 sprak het PvdA-Kamerlid Sultan Günal-Gezer november vorig jaar namens haar fractie andermaal haar steun uit voor behoud van de Onderzeedienst. “Gezien het feit dat onze Onderzeedienst echt een belangrijke nichecapaciteit heeft, staan we daar achter en blijven we daar achter staan”, aldus de PvdA’er.
Daarmee is er in ieder geval een stevig politiek draagvlak voor het behoud van de Onderzeedienst en wie a zegt moet dan ook b zeggen voor de vervanging van de Walrusklasse. Het instandhoudingsprogramma voor de Walrusklasse is momenteel in uitvoering. De eerste (‘Zeeleeuw’) moet nog dit jaar ingrijpend gemoderniseerd worden opgeleverd en de laatste in 2019. Dan moeten de vier onderzeeërs weer mee kunnen tot minimaal 2025. Nog dit voorjaar moet minister Hennis-Plasschaert haar Toekomstvisie op de Onderzeedienst aan de Tweede Kamer aanbieden.
Het daadwerkelijke vervangingsprogramma DMP (Defensie Materieel Proces) is onderverdeeld in vijf fasen, te beginnen met de behoeftestelling (DMP-A). Daarover moet medio dit jaar een besluit worden genomen in samenspraak met de Tweede Kamer. Daarna volgen DMP-B (technische eisen, marktverkenning, alternatieven en kosten levensduur), DMP-C (keuze en contract ontwikkelingstraject) en DMP-D (sluiten contract voor de uiteindelijke opdracht). De besluitvorming over DMP-D is voorzien voor 2016. De laatste fase is DMP-E wat staat voor de evaluatie. Voor de periode 2023-2027 is volgens Marineschepen.nl 2,5 miljard euro extra gereserveerd voor de bouw van de onderzeeërs.
Is het daarmee een gelopen race voor de marinebouwers? Nee, allerminst. Rijk rekenen kunnen zij zich nog zeker niet. Want bij elke beslissing zal de minister opnieuw met de Kamer in de clinch moeten om voldoende geld voor haar nieuwbouwprogramma en de daaruit voortvloeiende opdrachten zien te verwerven. En de PvdA mag zich dan hebben uitgesproken voor handhaving van de Onderzeedienst maar voor vragen naar een visie op de rest van het nieuwbouwprogramma voor de Koninklijke Marine geeft eerste Defensiewoordvoerder van de PvdA Angelien Eijsink niet thuis. Maar misschien is dat ook wel te veel gevraagd want nu al ja zeggen tegen nieuwe fregatten leidt zonder meer tot ruzie met de PvdA-achterban en een onverkiesbare plaats bij de volgende verkiezingen.
Wat dat betreft toont CDA’er Raymond Knops als woordvoerder Defensie minder schroom om te reageren. Maar ook hij gaat de Nederlandse marinebouwers niet bij voorbaat blij maken. “Ik kijk vooral naar de behoeftekant. Het begint met een krijgsmacht die materieel en mensen nodig heeft om goed te kunnen blijven functioneren. En daar zul je dan een bepaald budget tegenover moeten stellen”, aldus Knops. Wat de CDA’er betreft is duidelijk dat we op een aantal vlakken in onze marine zullen moeten blijven investeren. “Maar secundair is waar we de spullen kopen”, zegt Knops.
De CDA-defensiewoordvoerder hamert daarbij op samenwerking. “Daarin zal echt een slag moeten worden gemaakt. We gaan toe naar standaardisatie en wat ons betreft gebeurt dat op basis van kwaliteit. Ik denk dat onze industrie helemaal niet bang hoeft te zijn voor het mislopen van orders”, aldus Knops. Dat de Nederlandse Defensie, en dat geldt vooral voor de Koninklijke Marine, alles op eigen houtje ontwikkelt, daar moeten we volgens Knops echt vanaf. Het launching customership van de Koninklijke Marine als opdrachtgever van volledig nieuw ontwikkelde schepen is volgens Knops belangrijk maar dit mag niet ten koste van alles gaan, lees een onbeperkt beslag leggen op het Rijksbudget.
Het argument dat de bouw van marineschepen ten goede komt aan onze maakindustrie en behoud en uitbouw van een hoogontwikkelde industrie is voor Knops niet doorslaggevend. “Ik hecht aan onze Nederlandse defensie-industrie maar je zult moeten samenwerken in NAVO-verband. De kennis zit vooral bij de NAVO-landen en daar zitten de kansen op grotere volumes in de vorm van een standaardklasse”, aldus Knops. Wat hem betreft zouden dat op het gebied van de ontwikkeling en bouw van nieuwe onderzeeërs ook de Zweden kunnen zijn die dus geen lid van de NAVO zijn.
Dat komt goed uit voor Damen dat nu juist een samenwerking met het Zweedse Saab-Kockums is aangegaan voor de ontwikkeling van nieuwe onderzeeërs. Omdat Nederland al zo lang geen nieuwe onderzeeboten meer heeft gebouwd is er natuurlijk de nodige kennis verloren gegaan. De Walrusklasse is in de jaren tachtig gebouwd en begin negentig in dienst gesteld. De meeste die hieraan hebben gewerkt zijn al lang en breed met pensioen. Insiders schatten dat in Nederland bij Defensie, kennisinstituten en bouwers nog 80 procent van de kennis aanwezig is die vereist is voor de ontwikkeling en bouw van een nieuw type onderzeeër die niet alleen pas in 2025 in dienst moet komen maar dan ook nog eens tot waarschijnlijk ver in de tweede helft van deze eeuw mee moet kunnen.
De Zweden liggen voor Damen-CEO René Berkvens vijf jaar voor op Nederland in de ontwikkeling van een nieuwe onderzeebootklasse. De Zweden gaan voor een veel kleinere onderzeeër maar volgens de Zweden is die ook in een grotere klasse uit te voeren. Wat voor Damen en de Koninklijke Marine interessant is, is dat de Zweden het patent hebben op een AIP (Air Independent Propulsion), luchtonafhankelijke voortstuwing voor deze nieuwe onderzeeër.
Maar wat de Nederlandse politiek graag wil is dat Nederland samen met andere landen zou kunnen gaan bouwen. De enige kandidaat daarvoor is momenteel echter alleen Noorwegen. Hennis-Plasschaert heeft geprobeerd met de Duitsers tot samenwerking te komen maar hun investeringsprogramma loopt daarvoor te ver uiteen met dat voor de Koninklijke Marine. Maar wie weet tovert de minister nog een verrassing uit haar hoge hoed met de binnenkort verwachte toekomstvisie op de Onderzeedienst.