Antoon Oosting | woensdag 21 december 2016
Jachtbouw & Watersport
Nederland moet ‘thuishaven’ worden van veel meer superjachten die vanuit Nederland worden gemanaged om de service industrie rond de bijna 6.000 superjachten in eigen land te stimuleren. Op die manier zouden de superjachtwerven en al hun toeleveranciers en maritieme dienstverleners in Nederland en niet in de laatste plaats de Nederlandse toeristische industrie aanzienlijk meer aan dit segment kunnen verdienen dan tot nog toe het geval is.
Op het moment van het gesprek met André Vink, vorig jaar als directeur van de HISWA Vereniging teruggetreden en thans bestuursadviseur, kijken we vanuit het kantoor van de HISWA uit op een superjacht van circa 35 meter dat ligt afgemeerd in de naastgelegen jachthaven. Het doel van Vink en de Nederlandse jachtbouwindustrie is dat dit een voorbode is van iets veel groters. Want dat de meeste in Nederland gebouwde superjachten na hun oplevering het zeegat van een Nederlandse haven uitvaren om dan nooit meer terug te keren, is voor Vink en Michaël Steenhoff, manager afdeling Jachtbouw, iets wat ze met leden ogen aanzien. Nederland moet daarom thuishaven worden van veel meer superjachten die vanuit ons land worden gemanaged.
“Wij zijn van oudsher heel erg gericht op de bouw van de jachten. Wij hebben een heel sterke keten van jachtwerven, toeleveranciers, jachtarchitecten en kennisinstellingen als MARIN. Maar de fase nadat de jachten worden overgedragen aan de eigenaar laten we geheel en al over aan anderen. Ik denk dat we onszelf daarmee schromelijk tekort doen”, zegt Vink. Bovendien is het volgens hem verstandig wanneer de industrie op meer benen komt te staan en naast nieuwbouw ook andere activiteiten gaat ontplooien zoals het uitvoeren van conversies en refits. Iets wat overigens al op bescheiden schaal wordt opgepakt.
‘We moeten Nederland neerzetten als een soort draaischijf of ‘one stop shopping’-land van alle zaken die je voor een superjacht kunt regelen’
Verbreding en verdieping van de dienstverlening kan de jachtbouwindustrie best gebruiken. Want vooral in de tweede helft van de crisis had ook deze industrie volgens Vink last van de economische crisis. De verwachtingen na 2016 staan onder druk door grote marktverschuivingen. De totale Nederlandse watersportindustrie omvat zo’n tweeduizend serieuze bedrijven en is goed voor een jaaromzet van 2,1 miljard euro waarvan grofweg de helft wordt verdiend aan de export. Die export komt dus vooral voor rekening van de op de vijftien Nederlandse werven gebouwde superjachten, die bijna zonder uitzondering onder buitenlandse vlag varen. De inkomsten die daaraan zijn gerelateerd vallen niet in Nederland. Die werven worden daarbij geholpen door zo’n 100 tot 120 toeleveranciers die daarnaast vaak ook aan andere maritieme sectoren leveren.
Voor het ontwikkelen van nieuwe activiteiten wijst Vink op het plan van jachtbouwer Royal Van Lent Shipyard om aan de Moezelhaven in Amsterdam een nieuwe werf te ontwikkelen die in 2019 open moet gaan. Anders dan de huidige nieuwbouwwerf op De Kaag komt de nieuwe werf aan gemakkelijk bereikbaar en vooral diep water dicht bij zee te liggen. Daardoor kunnen aan de kades van deze nieuwe werf straks ook jachten afmeren voor het laten verrichten van reparaties, onderhoud en grote refits. Met deze nieuwe activiteit zou dat volgens de werf straks meer dan tweehonderd nieuwe arbeidsplaatsen kunnen opleveren.
Om dat te ondersteunen wil Vink dat het superjachtcluster en het Havenbedrijf Amsterdam samen met HISWA gaan samenwerken teneinde een Noordwest-Europese superjachtroute van de grond te trekken. Amsterdam wil hiertoe het initiatief nemen samen met andere Europese zeehavens. Doel is het samenwerken om voorzieningen op te zetten die het aantrekkelijker maken voor eigenaren om de koers naar Nederlandse havens te verleggen. Dat betekent allereerst meer geschikte afmeergelegenheden. Nu worden de grotere superjachten in Amsterdam verwezen naar de cruiseterminal van PTA waar ze dan ongemakkelijk te midden van de grote cruisegiganten moeten liggen.
Vink: “We moeten Nederland neerzetten als een soort draaischijf of ‘one stop shopping’-land van alle zaken die je hier voor een superjacht uitstekend kunt regelen en waarmee je ook een prima uitvalshaven kunt worden voor reizen in de Noordwest-Europese wateren. We moeten eigenaren verleiden de Middellandse Zee te verlaten. Daar is het al lang niet zo fijn meer als het ooit is geweest. Bovendien worden de superjachten steeds groter voor de veelal kleinere havens daar. Havens aan de Noordwest-Europese kusten en Oostzee kunnen wat dat betreft een prima alternatief vormen. Steeds meer jachten zijn ook geschikt om in noordelijkere wateren te varen. Bovendien worden onze zomers ook steeds langer.”
Maar voordat het zover is, moet er wel het een en ander zijn geregeld, ook op het politiek-bestuurlijke vlak. In dat kader heeft Melanie Schultz van Haegen, minister van Infrastructuur en Milieu woensdag 16 november de ‘kick-off’ gegeven voor de regeling ‘Flying the Dutch Flag on superyachts’. Zij deed dat in de RAI tijdens de METSTRADE, ’s-werelds grootste beurs voor toeleveranciers in de watersportindustrie, inclusief het superjachtsegment. Deze regeling heeft ten doel om het voor eigenaren aantrekkelijker te maken om hun commercieel geëxploiteerde (charter) superjachten onder Nederlandse vlag te brengen.
In samenwerking met de KVNR heeft HISWA Vereniging daarvoor gewerkt aan de implementatie van de Britse Large Yacht Code III in de Nederlandse schepenwet. “Dat is in de wereld van de superjachten de wereldwijde technische standaard. Daarmee hebben de Britten gelijk een groot deel van de internationale service-industrie in handen. Willen wij daar ons deel van hebben, moeten we deze standaard dus ook in onze regelgeving opnemen”, zegt Vink. De implementatie hiervan verkeert volgens Vink inmiddels in de afrondingsfase. Dat geldt ook voor de door de Britse Maritime and Coastguard Agency (MCA) ontwikkelde speciale certificaten voor de bemanningen van superjachten, die eveneens in Nederland geaccepteerd moeten worden.
Het derde onderdeel omvat de fiscale regeling. Vink: “Wat wij nodig hebben is een aantrekkelijke fiscale regeling bij inzet als Commercial Cruising Vessel (CCV) waarbij het jacht vanuit Nederland wordt verhuurd aan betalende gasten. De regeling is inmiddels geaccordeerd door de belastingdienst. Daarmee zijn de drie belangrijkste randvoorwaarden voor dit project zo goed als afgerond. Dan hebben we de ‘achterkant’ geregeld. Vervolgens moeten wijzelf als industrie regelen dat er in Nederland partijen opstaan die de superjachten ook willen gaan berederen, maar wel met een beetje steun van de overheid. Immers, dit project heeft potentie voor de BV Nederland.”
Dat berederen van superjachten is volgens Vink wel iets anders dan bijvoorbeeld reder zijn in de koopvaardij. “Het klantencontact is onvergelijkbaar met dat wat wij in Nederland tot nog toe gewoon zijn te doen. Ook de crewing, het vinden van de juiste bemanning, is een volstrekt andere wereld. Het managen van een superjacht, bevoorraden en onderhouden is daarentegen niet zo heel verschillend. Maar wel weer de omgang met klanten”, zegt Vink.
Hij bedoelt daarmee dat de klant, veelal de eigenaar, in deze snel veranderende wereldmarkt veel meer behoefte heeft aan transparantie. Vink: “Rond de superjachten hangt nu een enorm woud van tussenpersonen dat zich bezighoudt met de operations kant van jachten en de service regelt. Die service-industrie is niet zo erg transparant. Ik denk dat we met onze Nederlandse vlag een bijdrage kunnen leveren aan het bieden van meer transparantie. Onze Nederlandse vlag heeft wereldwijd een goede naam, waarmee wij ons kunnen profileren. Een behoorlijk deel van de klanten heeft behoefte aan meer transparantie en is geïnteresseerd in meer zekerheden. Met een compleet servicepakket van bouwen, registreren, bemannen en managen van een superjacht kunnen we vanuit Nederland een full service pakket aan de potentiële klant bieden, met een ‘stempel van de Nederlandse overheid’.”