Erik van Huizen | donderdag 22 mei 2014
Binnenvaart, Arbeidsmarkt
Afgestudeerden aan een binnenvaartopleiding kiezen vaak voor het varen op een groot schip. Ook omdat de banken nog steeds moeilijk doen over een financiering van een klein schip. De 23-jarige Rens Blessing koos echter met hart en ziel voor het kleinste binnenvaartschip dat nu nog op de binnenwateren is te vinden. Met zijn spits ‘Veridis Quo’ bevaart hij de binnenwateren van de Benelux, Frankrijk en Duitsland, samen met zijn klasgenoot Bart Janson. Nog wel, want Janson koopt binnenkort ook een spits. Een naam heeft hij al: Testudo, wat schildpad betekent.
De Veridis Quo (368 ton) ligt in het Limburgse Urmond. Klaar om kunstmest te laden voor Frankrijk. Met een tonnage van rond de 350 ton is de spits het kleinste binnenvaartschip. Het is speciaal gemaakt voor de vaart op de Franse rivieren en kanalen. Samen met de Belgische en Franse spitsen varen er nog ongeveer 650 op de Europese binnenwateren.
‘Er zijn er meer van mijn scoutinggroep zo de binnenvaart ingegaan; daarom lijkt de waterscouting mij een goede doelgroep om de binnenvaart te promoten’
De Veridis Quo is 38,80 meter lang en 5,06 meter breed en past daarmee precies in de Franse sluizen. Sommige sluizen zijn namelijk niet breder dan 5,10 meter. Meestal houdt de schipper in een sluis dus een halve meter in de lengte over en een paar centimeter in de breedte. De spits is daarmee het enige binnenvaartschip waarmee je vanuit Nederland naar de Middellandse Zee in Zuid-Frankrijk kan varen.
Rens Blessing wilde altijd al op een spits varen, Bart Janson begon aan de opleiding omdat hij bij de waterscouts had gezeten. “Wij gingen vroeger met het gezin naar een vakantiehuis in de Franse Ardennen”, vertelt Blessing. “Ik zag daar de spitsen op het Canal des Ardennes varen. Die sluizenvallei, de rust, het was allemaal zo gaaf om te zien. ‘Wauw, dat wil ik later ook!’, dacht ik altijd. En dat was dan ook de enige reden waarom ik de opleiding voor kapitein/manager in de Rijn- en Binnenvaart aan het Scheepvaart- en Transportcollege (STC) in Rotterdam ging volgen. Ik wilde gewoon op een spits varen. En wel zo snel mogelijk.”
De waterscouts hadden een verlengde spits van 42,5 meter in gebruik als wachtschip. Zo ontstond de passie van Janson voor het varen. “Ik heb echt van mijn hobby mijn werk gemaakt. En er zijn er meer van mijn scoutinggroep die zo de binnenvaart zijn ingegaan. Daarom lijkt de waterscouting mij een goede doelgroep om de binnenvaart te promoten.”
Nadat Blessing en Janson voor de havo waren geslaagd, begonnen ze aan de mbo-opleiding bij het STC. De opleiding duurt vier jaar en is toegespitst op het varen op de binnenwateren. Het STC heeft met de ‘Prinses Christina’ en ‘Prinses Beatrix’ twee opleidingsschepen en leerlingen lopen twee keer een halfjaar stage op een binnenvaartschip.
Janson liep stage op het ‘MS Sympathie’ van Eric van Dam, Blessing op een koppelverband van 190 meter lang en 11,45 meter breed en op de spits ‘Picaro’. “Ik heb een goede stage op de Sympathie gehad”, vertelt Janson. “Ook na de stage heb ik met veel plezier contact gehouden met Eric en zijn gezin. Het is altijd gezellig en leerzaam als ik hem spreek. Onlangs was ik nog een dagje mee aan boord voor tips en hulp voor het opzetten van een eigen onderneming.”
Het varen op de spits trok Blessing uiteindelijk toch meer dan op het koppelverband. “Het ligt een beetje aan het schip of je ook zelf mag varen. Op de spits kon ik vaak zelf varen. Op het koppelverband heb ik vooral het werken in een team geleerd: koppelen, aflossen en onderhoud. Soms moest je in de sluis het koppelverband ‘afknippen’ om er in te kunnen liggen. Dat is wel bijzonder.”
Na het behalen van het diploma kon Blessing direct zelf gaan varen op de Veridis Quo. “Je krijgt dan een beperkt groot vaarbewijs. Om op schepen van 55 meter en langer te kunnen varen heb je nog één jaar vaarervaring nodig.”
Wat de twee jonge schippers het beste bevalt aan het varen op een spits is de vrijheid, de rust en de gezelligheid. “Het vrije leven is echt heerlijk”, vindt Blessing. “Je hebt natuurlijk wel verplichtingen naar je opdrachtgever en je klanten, maar vooral op de spitsenkanalen in Frankrijk heb je meestal niet al te veel schepen om je heen en je vaart door de mooiste gebieden. En af en toe verkoopt een sluismeester nog wat groente of fruit op de sluis, of staat er bij een huis in de buurt van de sluis een bord in de tuin dat ze vlees of groente verkopen.”
Janson omschrijft de spitsenvaart als ‘een apart maar gezellig wereldje’. “De sociale contacten onderling vind ik erg leuk. Zo krijg ik nu van alle kanten mailtjes en berichten binnen van schepen die te koop staan. Die hulp waardeer ik heel erg. Dat geeft toch aan dat de collega-schippers erg begaan zijn met het helpen van jonge starters die ook de binnenvaart in willen.”
In tegenstelling tot de meeste andere rivieren en kanalen sluit de bediening van de sluizen op de Franse spitsenkanalen al om zeven uur in de avond. En om zeven uur in de ochtend beginnen ze weer met schutten. “Die twaalf uur zijn voor de binnenvaart relatief korte dagen. Want ik mag samen met Bart elke dag achttien uur varen. Maar met een snelheid van vier tot vijf kilometer per uur schiet het ook niet echt op. Op die kleine droge Franse kanaaltjes kan je meestal niet veel sneller. Want de kanalen en sluizen zijn vaak niet best onderhouden. Het kanalenstelsel is voor een groot deel dichtgeslibd. Dat geeft soms problemen, maar het aantal grote incidenten valt gelukkig mee. Maar als je naar Zuid-Frankrijk moet en veel sluizen door moet, dan kan het wel eens gebeuren dat er een niet werkt. Meestal is dat wel snel verholpen.”
De lading voor de Veridis Quo krijgen Blessing en Janson via de Europese Logistieke Vervoerderscoöperatie (ELV), een samenwerkingsverband van Belgische, Duitse, Franse en Nederlandse binnenvaartondernemingen. De ELV heeft meer dan honderd schepen met een laadvermogen van 350 tot 900 ton die vooral van en naar Frankrijk varen. “Vanuit Nederland doen we altijd alles via de ELV”, vervolgt Blessing. “Vaak gaat het dan om kunstmest, ertsen, ferrochroom of rollen staal voor de autofabrieken van PSA. Vanuit Frankrijk nemen we voornamelijk landbouwproducten mee als tarwe, gerst en koolzaad. Dat gaat dan bijvoorbeeld naar veevoederbedrijven als Cargill. Maar er gaat ook brouwgerst naar de Heinekenbrouwerij in Zoeterwoude.”
De schippers omschrijven de markt voor de binnenvaart richting Frankrijk als vrij stabiel. “Het werk blijft wel lopen”, vertelt Blessing. “Maar je ziet wel dat nu ook in het noordwesten van Frankrijk steeds meer met vrachtwagens wordt gereden. Die brengen de lading naar grotere schepen aan groter vaarwater. Ik ben er echter van overtuigd dat er altijd wel een markt voor de spitsen blijft.”
Janson wil de eerste tien jaar op zijn Testudo blijven varen. Minimaal totdat het schip is afbetaald. “Ik wil mijn eigen schip kopen omdat ik graag voor mezelf vaar. Met mijn schip wil ik graag het water dun varen en alles gezien hebben wat de spitsenvaart te bieden heeft. Ik word er niet rijk van, maar ik kan er wel een goede boterham mee verdienen en een goed leven van leiden. En misschien ga ik later wel groter varen. Maar dat is een zorg voor later.”
Blessing weet al wel dat hij zijn hele leven op een spits blijft varen. “De manier van leven, de onafhankelijkheid en de gezelligheid. Voor mij hoeft het niet groter.”