‘De grote investeringen zijn nu gedaan’ | Maritiem Nederland
Achtergrond
Jan De Nul werkte onder meer acht jaar lang in Port Hedland, de grootste ijzerertshaven ter wereld.

Australië belangrijke markt voor grootste baggerbedrijven


‘De grote investeringen zijn nu gedaan’

Dolf de Groot | donderdag 3 juli 2014
Baggeren, Van Oord, Boskalis

Door de export naar vooral China en de winning en export van aardgas en andere delfstoffen kende Australië de afgelopen tien jaar grootschalige baggerprojecten. Die grote orderstroom lijkt nu af te vlakken, maar down under is nog altijd voldoende werk voor Nederlandse baggeraars. Maritiem Nederland sprak de vier grote West-Europese baggeraars over de baggerprojecten in Australië.

De kale vlakte reikt tot aan de horizon. Tientallen gele kiepwagens ploegen door donkerbruine modder, en ronddraaiende graafmachines leggen de laatste hand aan een metershoge ringdijk. Het Belgische baggerbedrijf Jan De Nul is druk bezig met de uitbreiding van het vliegveld van de Australische stad Brisbane.

Jan De Nuls sleephopperzuiger ‘Charles Darwin’ - in feite een gigantische zeestofzuiger - zal de komende maanden zand voor de kust van de derde stad van Australië opzuigen, en het vervolgens over de vlakte binnen de ringdijk spuiten. Het terrein is bijna 4 kilometer lang en een kilometer breed, vertelt projectleider Thomas Van der Vennet. “In totaal gaat het om zo’n 13 miljoen kubieke meter zand, dat we op sommige plekken tot wel 10 meter hoog opspuiten.” De nieuwe landingsbaan van Brisbane Airport heeft een stabiele ondergrond nodig.

Miljardeninvesteringen

Australië is een belangrijke markt voor de grootste vier baggerbedrijven ter wereld. De afgelopen jaren werd er down under tientallen miljarden geïnvesteerd in de uitbreiding en aanleg van havens voor de export van steenkool en ijzererts, en de bouw van LNG-terminals. Dat leverde zo veel werk op, dat de Nederlandse baggeraars Boskalis en Van Oord en hun Belgische tegenstrevers Jan De Nul en DEME soms niet wisten waar ze hun sleephopperzuigers, snijkopzuigers en backhoe’s vandaan moesten halen. Maar de uitbreiding van het vliegveld van Brisbane - een werk van zo’n 200 miljoen euro - is waarschijnlijk een van de laatste grote baggerklussen in Australië.

‘Wij graven ergens in de wereld een put. Moeilijker is ons werk niet’

Maritiem Nederland sprak met de regiodirecteuren van Boskalis, Van Oord, DEME en Jan De Nul in Australië. Het zijn stuk voor stuk mannen die over de hele wereld hebben gewerkt, op de meest exotische en onherbergzame locaties. Van Peru tot Singapore, van Siberië tot Australië. Aannemers zijn het, mannen die van wanten weten - met een voorliefde voor boude uitspraken. “Wij graven ergens in de wereld een put. Moeilijker is ons werk niet”, grijnst Martin Meijers van Van Oord. Yves Bosteels van Jan De Nul omschrijft een lastige Australische grondsoort als ‘driedimensionaal schuurpapier’.

De vier baggeraars zijn eensgezind in hun analyse van de Australische baggermarkt. “De hoogtijdagen zijn voorbij”, voorspelt Erwin Deserranno van DEME. “De komende jaren zal er in Australië voor zo’n 70 miljoen euro per jaar aan opdrachten worden gegund”, zegt Meijers van Van Oord. “Als we mazzel hebben.”

Chinese honger

Australië kende de afgelopen tien jaar een periode van ongekende economische groei. Dat kwam vooral door een mining boom. Australië heeft grote voorraden steenkool en ijzererts, en vanaf het midden van het vorige decennium explodeerde de vraag naar Australische grondstoffen in de hard groeiende economieën van China en India. Vooral de Chinese honger naar ijzererts en steenkool kende geen grenzen. In de Volksrepubliek werden complete steden uit de grond gestampt en de kolencentrales draaiden op volle kracht.

In de jaren tachtig en negentig hadden Australische mijnbouwbedrijven niet veel geïnvesteerd. Maar nu moesten de mijnen ineens worden uitgebreid, en de havens vergroot. “Het kon niet op”, vertelt Paul de Jong van Boskalis. “Alle bedrijven wilden in zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk uitbreiden. De kosten speelden geen rol.” Door de stijgende erts- en steenkoolprijzen konden de mijnbouwers de lading van hun bulkcarriers voor soms wel drie keer de kostprijs in China kwijt. Elk volgeladen schip leverde een miljoenenwinst op.

De mining boomwerd opgevolgd door een investeringsgolf in terminals voor vloeibaar aardgas (LNG). Australië loopt voorop in de wereldwijde LNG-revolutie. Er werd de afgelopen vier jaar zo’n 180 miljard dollar (120 miljard euro) in zeven LNG-projecten gestoken. Daarvoor moesten de baggeraars bijvoorbeeld geulen graven voor de pijpleidingen van de offshore gasvelden naar de terminals op de wal. Ook het verdiepen van vaargeulen of het baggeren van aanlegplaatsen voor LNG-tankers leverde veel werk op.

Boskalis, Van Oord, DEME en Jan De Nul profiteerden volop. De baggeraars draaiden in Australië de afgelopen jaren omzetten van 250 (Jan De Nul), 400 (Van Oord en DEME) tot zelfs 500 miljoen euro (Boskalis). Tot wel 20 procent van de omzet van de vier bedrijven kwam de afgelopen jaren uit de voorheen kleine Australische baggermarkt.

Gigantische projecten

De projecten waren soms gigantisch. Van Oord en DEME werkten samen in Gladstone, aan de oostkust, waar drie LNG-terminals worden gebouwd. Het was een opdracht van zo’n 1 miljard Australische dollar, voor het baggeren van 27 miljoen kubieke meter zand. “We hadden daar samen zo’n 35 schepen op het water”, vertelt Martin Meijers. Boskalis had een grote klus bij het Gorgon-gasveld, in het noorden van het land. En Jan De Nul werkte onder meer acht jaar lang in Port Hedland, de grootste ijzerertshaven ter wereld.


Maar de tijd van de grote projecten is bijna voorbij, zegt Paul de Jong van Boskalis. “De export van kolen, ijzererts en gas groeit nog wel, maar de grote investeringen zijn nu gedaan.” Bovendien hebben enorme kostenoverschrijdingen bij de aanleg van LNG-terminals voor terughoudendheid gezorgd. Energiemaatschappij Chevron was maar liefst 18 miljard dollar meer kwijt aan het Gorgon-project in West-Australië.

De kostenoverschrijdingen worden voornamelijk veroorzaakt door de sterk stijgende loonkosten. De almachtige Australische vakbonden dwongen salarisverhogingen van vijf tot zeven procent per jaar af. Dat heeft ertoe geleid dat een Australisch bemanningslid al snel 150.000 euro per jaar verdient.

Er zijn meer redenen voor de hoge Australische productiekosten. Martin Meijers wijst op de “enorme papierwinkel” en Paul de Jong en Erwin Deserranno hebben het over “de strengste milieueisen ter wereld”. “Soms kun je een half jaar niet baggeren, omdat het zeegras in bloei staat.” De Jong vertelt dat zijn sleephopperzuigers het mee opgezogen water soms niet overboord mogen laten stromen. Om het gevoelige zeegras te beschermen tegen het troebele water dat van de zuighopper afkomt, moet al het opgezogen water mee afgevoerd worden. “Daardoor moet je wel vijf keer zo vaak heen en weer varen, en wordt het werk hier vijf keer zo duur als elders.”

Maatschappelijk protest

Ondanks de strenge milieueisen worden baggerwerken in Australië regelmatig bekritiseerd. De recente beslissing om te gaan baggeren in de buurt van het Groot Barrièrerif, kwam op een golf van maatschappelijk protest te staan. Greenpeace sprak over onherstelbare schade aan het kwetsbare rif en ook werelderfgoedorganisatie Unesco zei zich “ernstig zorgen te maken”.

Volgens de vier baggeraars zijn de protesten niet terecht. Zij vertellen uitgebreid over hun maatregelen om zo min mogelijk schade aan de natuur toe te brengen. Zo zijn er altijd boeien die de waterkwaliteit meten en wordt het werk stilgelegd als er een grens overschreden zou worden. “Dat wordt streng gecontroleerd”, zegt Meijers van Van Oord. Paul de Jong van Boskalis wijst ook op positieve effecten: het omroeren van de zeebodem levert vissen voedsel op.

Uiteindelijk leggen de vier baggeraars de verantwoordelijkheid bij hun opdrachtgevers. “Die stellen de eisen op”, zegt Meijers. Als de eisen minder strikt zijn, zullen ze een goedkopere offerte indienen. Dat doet de concurrent immers ook.

De afgelopen tijd is een aantal grote projecten in Australië uitgesteld. DEME wilde al bijna beginnen aan de havenuitbreiding van Port Hedland toen mijnbouwer BHP de plannen stilzette. “Zodra de ijzerertsprijs stijgt, kan dat plan weer uit de ijskast worden gehaald”, zegt Erwin Deserranno. Aan de oostkust staan werken in de kolenhavens van Abbot Point en Hay Point op stapel, en een vierde LNG-terminal bij Gladstone. Maar echt veel grote klussen, capital dredging in vakjargon, verwachten de baggeraars de komende jaren niet. “Het merendeel zal onderhoudswerk zijn”, zegt Meijers van Van Oord.

Een van die onderhoudsklussen is het werk van Boskalis in de haven van Melbourne. De Nederlandse baggeraar houdt de komende vier jaar de haven en vaargeulen in de baai op diepte. Het is een contract van zo’n vijftig miljoen dollar, vertelt directeur De Jong. Ook de andere baggeraars hebben dergelijke onderhoudscontracten binnengehaald.

Vrij direct

In de auto naar de haven van Melbourne somt Paul de Jong de Australische milieu- en veiligheidseisen op. “Er loopt hier geen druppel olie de zee in.” Maar als hij in de haven van Melbourne naar zijn backhoewil lopen, vergeet hij zijn helm. Zijn voorman wijst hem direct terecht. “Waar is je helm, mate”, roept hij. De Jong loopt snel terug naar zijn auto. De voorman grijnst als hij terugkomt. “Dat ziet er beter uit”, zegt hij belerend tegen zijn directeur. Die kijkt eens kritisch naar de voortgang van de opbouw van de Storken, een ponton met een grote graafbak. “Er is nog best veel te doen.” “We hebben ook nog een paar weken tijd”, riposteert zijn voorman. De Jong lacht. “Had ik je al verteld dat de Australiërs vrij direct zijn?”

Partners Maritiem Nederland