‘Gewoon’ arbeidsrecht kan leren van het ‘natte’ arbeidsrecht | Maritiem Nederland
Nieuws
Gerdien van der Voet tijdens haar oratie: 'Slagvaardigheid samenwerking IMO en ILO moet groter.' (Foto: Pamela van Gelderen/Creative Desk)

‘Gewoon’ arbeidsrecht kan leren van het ‘natte’ arbeidsrecht

Janny Kok | vrijdag 19 oktober 2018
Maritieme Cluster

In het kader van de totstandkoming van het Maritiem Arbeidsverdrag in 2006 hebben de International Labour Organization (ILO) en IMO nauw samengewerkt, wat tot succes heeft geleid: het verdrag werd door bijna de gehele zeescheepvaart geratificeerd. Beide organisaties zullen echter een inhaalslag moeten maken om de recente praktijk van werken op zee in passende regelgeving om te zetten.

Dat is af te leiden uit de oratie van professor Gerdien van der Voet die daarmee het ambt van bijzonder hoogleraar Bijzondere Arbeidsverhoudingen met de focus op de zeevarende aanvaard heeft. In haar rede ‘Het natte arbeidsrecht; Een baken voor de toekomst voor onze onder water gelopen polder?’ stelt ze de bijzondere arbeidsverhouding van de zeevarende en de rechtvaardigheidsgronden voor zijn aparte status binnen het arbeidsrecht aan de orde.

Van der Voet stelt vervolgens dat het gewone (‘droge’) arbeidsrecht wat van het maritieme (‘natte’) arbeidsrecht kan leren. Volgens haar vervult de zeevarende – werkzaam binnen de geglobaliseerde bedrijfstak bij uitstek – een belangrijke ‘pioniersfunctie’ als het gaat om de aanpak van globaliseringsvraagstukken. Zij denkt daarbij met name aan de factoren die hebben bijgedragen aan het succes van de Maritime Labour Convention (MLC) 2006.

Het ‘natte’ arbeidsrecht is echter nog niet uitontwikkeld. “De werkingssfeer van de MLC 2006 is niet duidelijk afgebakend”, zegt Van der Voet in een toelichting. “Het is bijvoorbeeld de vraag in hoeverre offshore werkers die niet behoren tot de klassieke bemanning van een koopvaardijschip tot het begrip ‘zeevarende’ in de zin van het verdrag kunnen worden gerekend. De IMO heeft inmiddels bepaald dat bouwers van windmolenparken op zee – aangeduid als industrial personnel – niet moeten worden beschouwd als ‘passagiers’. Wat ze dan wel zijn, is niet duidelijk. Het was beter geweest als dit ook in samenwerking met de ILO was geregeld.”

Oasis of the Seas

De status van leden van zogenoemde riding teams (mensen die op een schip meevaren om onderhoudswerkzaamheden te verrichten) en flying squads (mensen die daartoe worden ingevlogen) is evenzeer onduidelijk. Laatstgenoemden werden in 2014 ingevlogen door Royal Carribbean voor herinrichting van het cruiseschip ‘Oasis of the Seas’. De uitgebreide dokbeurt van dat schip bij Keppel Verolme werd als een technisch hoogstandje beschouwd, maar de Inspectie SWZ legde Royal Caribbean een hoge boete op voor schending van het in Nederland geldende (‘droge’) arbeidsrecht . Deze boete wordt door de rederij betwist in een rechtszaak die nog loopt.

Van der Voet (die via advocatenkantoor AKD bij deze zaak betrokken is) wil over de kwestie niet meer zeggen dan ze (zonder naam en toenaam) in de tekst van haar oratie heeft gemeld. Ze noemt daarin dat “de inzet van zeevarenden in het ‘riding team’ tijdens de dokbeurt door Inspectie SZW in strijd werd geacht met artikel 2 lid 1 Wav, omdat deze volgens de inspectie niet zou vallen onder de voor zeevarenden bestaande uitzonderingen in artikel 1 lid 1 sub b en c van het Besluit uitvoering Wav”.

Ook wijst ze er in haar oratie op dat de overheid terughoudend dient te zijn bij het toepassen van het gewone (‘droge’) arbeidsrecht op zeevarenden. Als internationale uniformiteit in regelgeving en afstemming qua wijze van handhaving daarvan ontbreekt, kan dit immers leiden tot het mijden van de havenstaat waar regelgeving en/of handhaving strenger is dan in andere landen.

Economische schade

Het staat vast dat rederijen Nederlandse droogdokmaatschappijen sinds de boeteoplegging aan Royal Caribbean vermijden, met alle economische schade van dien. Het maritiem cluster heeft daarop al herhaaldelijk gewezen. Op recente Kamervragen hierover heeft minister Koolmees toegezegd een inventarisatie te laten uitvoeren over hoe er in andere Europese havens met deze materie wordt omgegaan.

Van der Voet kan alleen bevestigen “dat het ministerie ermee bezig is”. Er is dus nog veel te doen voordat het zo gewenste level playing field wettelijk is geregeld en in de praktijk gebracht.

Partners Maritiem Nederland