Missie voor nieuwe onderzeeboten | Maritiem Nederland
Achtergrond
De Walrus-klasse is een serie van vier in Nederland gebouwde onderzeeboten. Foto's: Defensie

Missie voor nieuwe onderzeeboten

Christian Jongeneel | donderdag 29 juni 2017
Marine

Net als in andere landen heeft de Nederlandse Marine een aanjaagfunctie voor het maritieme cluster. Door jarenlange bezuinigingen en het uitblijven van nieuwbouwprojecten is die rol echter aan het verwateren. De industrie hoopt dat naast de vervanging van mijnenjagers en fregatten een opdracht voor de bouw van nieuwe onderzeeboten daar verandering in kan brengen.

Tijdens Operatie Allied Force, in het voorjaar van 1999, lag de ‘Hr. Ms. Dolfijn’, een Nederlandse onderzeeër in de Walrus-klasse, wekenlang voor de Montenegrijnse kust, de vier torpedobuizen continu geopend met het vizier gericht op de vijandelijke vloot (van Joegoslavië, dat vocht tegen de opstandige provincie Kosovo en daarmee een reactie van de NAVO had uitgelokt). De vijand vertoonde zich niet buiten de haven. Vanuit de Dolfijn werden niet alleen de bewegingen van de Joegoslavische marine gevolgd, maar ook de raketinstallaties op de kust gemonitord.

Niche-capaciteit

Allied Force was een van de vele missies die de vier Nederlandse Walrus-klasse onderzeeboten al dertig jaar uitvoeren. De 68 meter lange boten zijn in de jaren tachtig van de vorige eeuw gebouwd en sinds de jaren negentig in bedrijf. Ze zijn voorzien van een dieselelektrische aandrijving. Dat wil zeggen dat ze onder water elektrisch worden voortgedreven vanuit een batterij, die wordt opgeladen door een dieselmotor.

Nederland heeft weliswaar veel kennis, maar geen werf meer die onderzeeboten ook daadwerkelijk bouwt

Door de jaren heen zijn de onderzeeboten steeds verder up-to-date gebracht. Nu nadert toch echt het einde van de levensduur, meent Defensie. De regering is het daar in principe mee eens, maar de middelen zijn beperkt. Onderzeeboten, zeker van het formaat dat Nederland in huis heeft, zijn internationaal gesproken een niche-capaciteit.

Naast geld is ook bouwcapaciteit niet in alle opzichten beschikbaar. Nederland heeft weliswaar veel kennis, deels bij bedrijven die ook aan buitenlandse onderzeebootprojecten meewerken, maar geen werf meer die ze ook daadwerkelijk bouwt, sinds de ondergang van RDM. Voor dieselelektrische boten zijn er vier in Europa, in Duitsland, Spanje, Frankrijk en Zweden. Samenwerking zal dus nodig zijn.

De Nederlandse kennis op het gebied van systemen en de integratie daarvan maakt wel dat de kerncompetenties in eigen hand blijven. Dit is belangrijk bij ontwerp en bouw, maar essentieel bij het onderhoud en bij toekomstige upgrades. Dat leidt tot een hoge inzetbaarheid in vergelijking met andere landen, stelt een rapport van het Dutch Underwater Knowledge Center op basis van de ervaring met de Walrus.

Aanjaagfunctie

“Er is zeker nog een goed werkend ecosysteem van overheid, bedrijfsleven en kennisinstituten”, bevestigt Chris Peeters van de Policy Research Corporation, auteur van een in mei verschenen rapport over de sector. “Dat ecosysteem piept en kraakt echter onder de besparingen op defensie. De aanjaagfunctie van de marine is aan het verdwijnen. Dat komt mede omdat de overheid huiverig is het Nederlandse ecosysteem in de oriënterende fase volledig in te zetten, in verband met aanbestedingsregels. Die regels bieden echter meer ruimte dan de regering denkt. Er wordt niet eens voldaan aan de verplichting om twee procent van het defensiebudget in R&D te steken.”

Aan kennis ontbreekt het dus niet. Er is ook meer dan genoeg te doen, want technologisch ligt er een flinke uitdaging, zegt Harm Kappen van RH Marine uit Schiedam, een bedrijf dat systeemintegratie verzorgt (onder andere voor de Walrus): “Op de eerste plaats is dat signatuurmanagement. Dat wil zeggen, het zo laag mogelijk houden van het geluidsniveau en de verstoring van het aardmagnetisch veld. Beide onderwerpen pakt Nederland samen met andere Europese landen op.”

“Daarnaast is er de kritische bedrijfsvoering”, gaat Kappen verder. “Er zullen 25 tot 30 man aan boord zijn, die onder druk, efficiënt en veilig moeten kunnen werken. Dit vereist aandacht voor een zekere mate van crew comfort. Ook actieradius is van belang. Daarbij komen onder meer batterijtechnologie en andere vormen van energieopslag om de hoek kijken. En er is cybersecurity. Als je onder water bent, is er geen verbinding, dus krijgt ook niemand toegang, maar daarbuiten zijn alle digitale systemen kwetsbaar.”

Wapentechniek

Er staat meer op de lijst van benodigde hightech om het kat-en-muis-spel tussen onderzeeboten en hun tegenstanders vol te houden. Optronische periscopen bijvoorbeeld, die onder verschillende weersomstandigheden beter zicht geven, en steeds betere antennes en sensoren om informatie en communicatie niet alleen uit het water maar ook uit de lucht te halen. Details zijn uiteraard geheim.

Ook de wapentechniek zal anders zijn. Op dit moment bestaat de bewapening vooral uit grote torpedo’s, bedoeld voor oorlog op zee. Op zich is het scenario met een hoog geweldsspectrum niet van tafel, zeker niet nu Rusland en China in hoog tempo de capaciteit van hun marine uitbreiden, maar meer diversiteit in de bewapening lijkt naar de toekomst toe op zijn plaats. Ook het bestrijden van piraten en drugssmokkelaars behoort tot de taken van de onderzeeboten.

Een andere taak die meer bij kleinschalige operaties hoort dan bij oorlogsvoering, is het ongezien afzetten van special forces zoals mariniers. Dat gebeurt nu via ontsnappingsluiken of zelfs torpedobuizen, maar ideaal is dat niet, onder meer omdat er maar één persoon tegelijk het schip mee kan verlaten. Iets vergelijkbaars geldt voor de lancering van kleine (onbemande of zelfs autonome) onderwatervoertuigen, die steeds meer taken overnemen van het moederschip, omdat ze dichterbij kunnen komen zonder te worden opgemerkt. Ook dat gebeurt nu via voorzieningen die daar niet voor ontworpen zijn. Het kan wel, maar het is niet optimaal.

Vloeibare zuurstof

De wapensystemen zijn een duidelijk voorbeeld van een onderdeel dat ingekocht zal worden, net als de luchtonafhankelijke aandrijving. Dit laatste is een verzamelnaam voor systemen die geen toegang tot buitenlucht nodig hebben om energie uit brandstof te halen. Vaak is daarbij vloeibare zuurstof nodig.

Voor een aantal essentiële onderzeeboottechnologieën, zoals de drukhuid - de romp, zeg maar - zal Nederland uit oogpunt van efficiëntie elders aankloppen. Daarop vooruitlopend is scheepsbouwer Damen een samenwerking aangegaan met het Zweedse Saab, eigenaar van een van de vier werven in Europa. “Saab Kockums bouwt de A26 onderzeeër voor de Zweedse marine”, vertelt Pim Rozendaal van Damen. “Die is zeer modulair opgebouwd, waardoor je als het ware in secties kunt bouwen, inclusief de systemen erin, die je vervolgens verbindt.”

“De A26 is bedoeld voor de Zweedse kustwateren, maar het principe is goed aan te passen aan de Nederlandse eisen”, vervolgt Rozendaal, die tientallen jaren bij de marine werkte, onder andere aan de renovatie van de Walrus-onderzeeboten. “De Zweden zijn erg goed in het reduceren van de signatuur en hun ontwerp heeft een hoge bestendigheid tegen onderwaterexplosies. Bovendien is de drukhuid geïsoleerd van de apparatuur. Daardoor kun je aan die apparatuur iets minder hoge eisen stellen, ze vanuit andere domeinen betrekken en later eventueel vervangen.”

Politiek proces

Voor het groene licht van werkelijke bouw gegeven wordt, zal nog een heel politiek proces doorlopen worden. De eerste vraag daarbij is uiteraard: heeft Nederland onderzeeboten nodig? Het huidige kabinet meent van wel, maar kan hangende de formatie van een nieuw kabinet uiteraard geen knopen doorhakken.

Bij een besluit zullen ook de kosten een rol spelen, niet alleen van de bouw, maar van de complete levenscyclus van de onderzeeboten. De kosten kunnen gedrukt worden als de ontwikkelde technologie breder valt in te zetten, bijvoorbeeld doordat ook buitenlandse kopers voor de onderzeeboten gevonden worden, of doordat dezelfde kennis ook voor andere toepassingen valt in te zetten.

Kappen van RH Marine: “Signatuurmanagement is cruciaal voor onderzeeboten, maar ook van belang voor fregatten en mijnenjagers. Hetzelfde geldt voor batterijtechnologie. Die kennis is tevens van belang voor andere schepen, militaire of civiele. Ook de kennis die de sector nodig had bij de bouw van hybride schepen vindt zijn oorsprong in onderzeeboten.”

De marinebouwsector heeft dus een heldere missie: niet alleen duidelijk maken dat onderzeeboten van Nederlandse makelij nodig zijn, maar vooral dat het belang ervan verder reikt dan de boten zelf.

Partners Maritiem Nederland